Door: Erno Eskens
.
“De Fransen geven grif toe dat andere volken verstandiger zijn, mits van de andere kant wordt erkend dat zij beter gekleed gaan.” In Perzische brieven snijdt Montesquieu de enorme verschillen tussen de islamitische en westerse cultuur aan.
Perzische brieven van Charles de Montesquieu is een meeslepend verhaal waarin de westerse en de islamitisch wereld tegen elkaar worden afgezet.
De steenrijke Pers Usbek wandelt met enkele reisgenoten door het Parijs van de salons, de koffiehuizen en de wetenschappelijke instituten. Hij meldt zijn bevindingen aan het thuisfront en ontvangt af en toe bericht terug over het reilen en zeilen van de vele vrouwen in zijn harem. De brieven zijn soms erg beschouwend – “Wie als filosoof overal aan twijfelt, durft als theoloog niets te ontkennen” – maar meestal overheerst de lichtvoetigheid.
Over de Fransen lezen we bijvoorbeeld: “Ze geven grif toe dat andere volken verstandiger zijn, mits van de andere kant wordt erkend dat zij beter gekleed gaan.”
Montesquieu had een vrolijke pen, misschien omdat hij een zondagskind was: hij woonde in zijn eigen kasteeltje, had een gouden ambtenarenbaan – die was hem in de schoot geworpen – en hij kon in zijn vele vrije tijd doen waar hij zin in had.
Iedere aanleg voor zwartgalligheid was hem vreemd. “Niet is zo schrijnend”, schrijft hij in de Perzische brieven, “als de vertroosting die iemand ontleent aan de gedachte dat het kwaad een noodzakelijk iets is, dat er geen middel tegen helpt, dat het lot onontkoombaar is, dat de voorzienigheid het zo geregeld heeft en dat de mens gemaakt is om te lijden.
Het is belachelijk, ellende te willen afzwakken met behulp van de overweging dat we ongelukkig geboren zijn”. Hij voegt er een op het eerste gezicht onduidelijke zin aan toe: “We doen er beter aan de geest uit zijn overpeinzing te halen en de mens te benaderen als een voelend in plaats van een denkend wezen.” Het zou wel eens de kern van de Perzische brieven kunnen zijn. Het is Montesquieus afrekening met bedachte, rigide morele regels van de paus, de koning en de mullahs. De mens moet zijn leven niet in dienst stellen van dit soort bedenksels. Men moet zelf denken, zelf een manier vinden om met de gevoelens om te gaan.
Je zou Montesquieus totale werk kunnen lezen als een poging om gevoelens te bevrijden, te beschaven en te reguleren. Beroemd is zijn Esprit des Lois waarin hij de politieke gevoelens en bijbehorende belangen van burgers, koningen, geestelijken et cetera in goede banen probeert te leiden door de domeinen van de politieke macht af te bakenen. In zijn onafgemaakte essay over de goede smaak gaat hij in op de plaats van persoonlijke gevoelens Perzische brievengaat over de omgang met culturele gevoelens en gevoeligheden.
Usbek verbaast zich bijvoorbeeld de vrijgevochten, erudiete westerse vrouwen en hun modegevoeligheid – “Soms gaan de kapsels omhoog waarna een revolutie ze plotseling doet zakken”. Tegelijk laat hij zien dat het leven in de harem geen pretje is. De vrouwen daar hebben er in toenemende mate moeite mee om “rein” en “deugdzaam” te blijven voor een man die hen verlaten heeft en duizenden kilometers ver weg zit. Uiteindelijk worden ze overspeliger dan alle westerse vrouwen bij elkaar, omdat die ten minste nog geleerd hebben om met hun vrijheid om te gaan.
Vanuit het verre Parijs heeft de vriendelijke Usbek uiteraard weinig invloed op het leven in de harem. Zijn brieven bereiken soms pas na een half jaar hun bestemming, en dan is het kwaad al geschied.
Montesquieu ontwikkelt nergens de ultieme methode om culturen te beoordelen. Zo’n methode is er niet. Iedere cultuur moet, zo blijkt uit zijn gehele werk, eigen manieren bedenken om gevoelens te beschaven. Het is volgens hem niet mogelijk om te beweren dat de beschavingsmethode van de ene cultuur objectief beter is dan die van de andere, al was het maar omdat de gevoelens door toevallige klimaatomstandigheden, geschiedenis, rijkdommen et cetera soms radicaal verschillen.
Montesquieu is ten diepste een pragmatist. In plaats van het goede leven, de goede cultuur of de goede manieren precies en methodisch onder woorden te brengen, kiest hij ervoor om te observeren en de ergste uitwassen te bestrijden.
Hij zoekt manieren om de schade van gefnuikte politieke, persoonlijke en culturele gevoelens te reduceren. In L’Esprit des loisMontesquieu leidt dat tot de scheiding der machten, in Essai sur le Goût resulteert het in een verwerping van slechte smaak en in Perzische brieven wordt de idiotie van culturen aan de kaak gesteld. De idiotie – goedgelovigheid, geweld, kuddegedrag et cetera – blijkt overal aanwijsbaar. De lach en de traan, die hij in de briefroman opwekt, blijken de beste wapens.
BRON: Filosofie Magazine
Volg Persian Dutch Network op Facebook
.